Ik kom uit een gezin waarin de handjes van mijn vader erg loszaten. Tegenwoordig wordt er gelukkig veel aandacht gegeven aan gezinnen met geestelijke en lichamelijke mishandeling. Toen niet. Ik vertel dit om aan te geven dat ik op een gegeven moment toch wel blij was met mijn (ongewenste) zwangerschap. Ik hoopte dat mijn vader mij nu minder zou gaan slaan. Dat was inderdaad het geval, maar ik was onwetend van wat mij allemaal te wachten stond en dat dit mijn hele leven op zijn kop zette, en ik levenslang zou krijgen in mijn gevoelens.

Nadat een lerares van school erachter kwam dat ik zwanger was, kwam dit bericht niet lang daarna bij mijn ouders. Mijn vader bracht mij naar een maatschappelijk werkster, en samen bedachten zij dat het voor mij het beste zou zijn dat het kindje zou worden geadopteerd. Ik wilde daar niets van weten en vond mezelf heel goed in staat het kindje liefde te geven. Mijn moeder bood zelfs aan voor het kindje te gaan zorgen. Hoewel ik mij hevig tegen adoptie heb verzet, besloot “men“ anders. Mijn oudste zus heeft nadat zij hoorde dat ik zwanger was niet meer tegen mij gesproken, zo ook haar man.

Op een gegeven moment werd ik in de auto gezet en werd ik afgevoerd naar Zuid-Duitsland, naar een oom en tante die (hilarisch genoeg) ongewenst kinderloos waren. Hele dagen zat ik daar alleen want mijn oom en tante werkten de hele dag. Ik heb mij in die tijd heel erg eenzaam gevoeld. Er was niemand waarmee ik kon praten. Ik kreeg geen controle van een arts,  maar voelde wel het kindje in mijn buik groeien en het gaf tekenen dat hij er was. Met mijn handen op mijn buik heb ik hem beloofd voor hem te vechten, ze konden hem niet van mij af pakken. Na weken/maanden (weet ik niet meer precies) werd ik door mijn ouders weer opgehaald en naar huis gebracht. Mijn zus sprak nog steeds niet met mij, zo ook mijn vader en moeder niet.

Suzan: Ik heb mij in die tijd heel erg eenzaam gevoeld. Er was niemand waarmee ik kon praten.

Niet lang daarna kwam mijn moeder op een ochtend mij vertellen dat het tijd was dat het kindje geboren zou worden. Ze brachten mij naar een kliniek waar ik aan een infuus werd gelegd. Toen de weeën heftig waren, werd ik naar wat schijnt een verloskamer gebracht. Ik kreeg daar een spuitje, een slaapmiddel, omdat ik mij hevig bleef verzetten. Op het moment dat ik wakker werd lag ik zonder kindje op een zolderkamertje waar niemand was.

Ik had vreselijke pijn. Toen ik opnieuw helemaal wakker was, kwam mijn moeder naar boven gerend met de mededeling dat papa in de auto stond te wachten. Het kindje moest worden aangegeven en had nog geen naam. En oh ja het was een jongetje, zo werd mij ook nog medegedeeld.  Ik besloot hem “Jan” te noemen, naar de overleden broer van mijn vader, in de hoop dat ik daarmee mijn vader zover zou krijgen het kindje toch mee naar huis te nemen. Maar helaas.

Op mijn zolderkamertje kreeg ik de verzorging die ik nodig had, maar dat was het. Er was geen nazorg in de vorm van een gesprek of iemand die aan mij vroeg hoe ik mij voelde. Ik voelde alleen maar een hevige pijn tussen mijn benen. Ik ben op dat zolderkamertje uit verveling gaan tekenen, iets wat ik in Duitsland van mijn oom had geleerd. Toen de verpleging zag dat ik zo goed kon tekenen, kwam er af en toe stiekem een verpleegster naar boven gerend met de vraag of ik ook een tekening voor haar wilde maken. Nou, dat deed ik graag want zo kwam van tijd tot tijd iemand op mijn zolderkamertje, en dat gaf mij een gevoel niet zo eenzaam te zijn.

Eenmaal thuis moest ik weer naar school, maar ik mocht met niemand praten over wat mij was overkomen. Advies van mijn vader en maatschappelijk werk, want dan zou niemand meer met mij praten en geen man mij nog hebben willen. Ook mijn zus sprak nog steeds niet met mij. Zij schaamde zich voor mij, heeft zij weleens gezegd. Er werd geadviseerd beslist geen contact op te nemen met de adoptieouders.

Ik mocht mijn kind niet gaan zoeken, want wat zouden de adoptieouders dan wel niet gaan denken. Ik zou alleen maar onrust zaaien en dat was niet goed voor het kind, en dat was niet wat ik wilde. Diverse keren heb ik om een foto gevraagd. Na veel aandringen van mijn kant kreeg ik een heel slecht fotootje, met de mededeling dat als hij er te duidelijk op stond, ze niet wisten wat ik er dan mee zou gaan doen.

Op school ging het niet goed. Ik kon nog maar aan één ding denken. Het bleef bij denken want er was niemand met wie ik over mijn verdriet kon praten. Thuis werd er gedaan of de afgelopen 9 maanden niet gebeurd waren en men ging over op de dagelijkse dingen.

Suzan: Als ik er met hem over wilde praten zei hij altijd: “Kijk vooruit, laat die ouwe koeien in de sloot.” 

Anderhalf jaar na deze gebeurtenis leerde ik mijn man kennen. Met hem ben ik 34 jaar getrouwd geweest. Hij wist al vanaf het begin wat mij is overkomen. Hij was namelijk een huisvriend van onze buren/mijn vriendin. Toch was er geen begrip. Als ik er met hem over wilde praten zei hij altijd: “Kijk vooruit, laat die ouwe koeien in de sloot.” Als ik in bed lag en verdriet had, werd hij boos want dan kon hij niet slapen en moest ik maar in de logeerkamer gaan liggen.

Met hem heb ik 2 prachtige kinderen gekregen. Door de verzorging heb ik mijn verdriet een beetje achter mij gelaten, maar na 32 jaar na het gebeurde stortte ik in. Mijn kinderen hadden inmiddels het ouderlijk huis verlaten en ik vond het tijd ze te vertellen dat er nog een kind is/was. Mijn oudste reageerde laconiek, maar mijn andere kind wilde er meer over weten. Helaas durf ik nog steeds niets te vertellen, want ik kan er nog steeds niet over praten. Wel heb ik mijn kind het boekje gegeven “Opgestaan is plaats vergaan”, geschreven door Will van Sebille en Liesje de Leeuw.

Vanaf dat moment heb ik hulp gezocht bij van de Fiom en bij een psychotherapeut en heb ik de stichting ‘afstandsmoeders’ leren kennen. Hier heb ik geleerd met lotgenoten over mijn gebeurtenis te praten. Ik kwam erachter dat er veel identieke verhalen waren, dat ik niet het enige “slechte meisje” was (zoals men mij destijds noemde) en dat ik niet de enige was die dit was overkomen (zoals ze mij 32 jaar hadden voorgehouden).

Nu woon ik alleen. Ik heb nog steeds niemand met wie ik durf te praten, behalve een paar lotgenoten. Maar ik kan nu huilen als het me teveel wordt zonder dat iemand boos op mij wordt. Ik ben een mens met 2 gezichten. Thuis kan ik zijn wie ik ben, maar als ik naar buiten ga en de deur achter mij dicht trek, ben ik die andere ik.

Die met de altijd vrolijke lach, met dat opgeruimde humeur, dat positieve mens die de hele wereld aankan, een mens waar iedereen mee om wil gaan. Toch ben ik nog steeds bang dat als mensen mijn werkelijke achtergrond kennen, zij niets meer van mij willen weten. Want dat zelfbeeld is erin geslagen, zo ben ik geprogrammeerd.

Geef duidelijk aan wat jij wilt, en kies voor hetgeen waar jij je het beste bij voelt.

In verband met de privacy is de naam in dit verhaal verzonnen.

Meer ervaringsverhalen

Wil jij jouw verhaal (anoniem) met anderen delen?

Stuur jouw verhaal in