Fred Gundlach is hulpverlener bij Fiom en begeleidt onder andere mensen die op zoek zijn naar hun donor. Hij vertelt over het zoekproces van donorkinderen en donoren naar biologische familie via de KID-DNA Databank.

Fred Gundlach

Er zijn twee mogelijkheden om de zoektocht naar een donor te starten. Gundlach: “Bij de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB) krijgen donorkinderen op basis van de beschikbare administratie de fysieke gegevens van hun donor in de vorm van het zogenaamde donorpaspoort. Als ze ouder zijn dan 16 kunnen ze via Fiom contact zoeken met de donor. De match is dus alleen 'op papier'. Er zijn situaties voorgekomen waarbij het donorpaspoort niet klopte. Dit kan onzekerheid geven bij de donorkinderen. Een DNA-test geeft dan zekerheid.

De tweede mogelijkheid is je donor zoeken via de Fiom KID-DNA-Databank. Voor deze databank geven mensen zichzelf op als ze willen zoeken of gevonden willen worden. Via deze weg worden matches gemaakt op basis van het DNA-profiel."

Verwachtingen

Als er een match is neemt de betrokken hulpverlener contact op met beide partijen om hun verwachtingen in kaart te brengen. “Sommige mensen geven vooraf aan geen verwachtingen te hebben, maar die heeft - onbewust misschien - iedereen. Het is goed om dat te bespreken. Een ontmoeting met de donor heeft immers een grote impact op het leven van zowel de donor als de donorkinderen.

Het feit dat iemand gedoneerd heeft of een donorkind is, kan gevoelig liggen. In veel gevallen heeft de donor inmiddels een eigen gezin. En dan is er nog de relatie tussen de ouders en het donorkind. Zijn de ouders altijd open geweest over de verwekking of hebben zij dit voor hun kind geheim gehouden? Daarom is het goed dat er gespecialiseerde hulpverlening bij betrokken is. Fiom biedt ondersteuning in dit traject."

Ontmoeting

De volgende stap is een ontmoeting. Volgens Gundlach is dat altijd een spannend moment. "Het donorkind heeft altijd eerst een gesprek met de donor alleen. Ze hebben ongeveer een uur om vragen te stellen en samen te zijn. Halverwege het gesprek ga ik even bij ze kijken of het goed met ze gaat. Soms sluiten de ouders in het laatste gedeelte van het gesprek aan. Aan het einde sluiten we samen af met het maken van enkele foto’s, als beide partijen dit willen. Ik adviseer om dan nog geen (mail)adressen uit te wisselen, omdat de emoties nog kunnen veranderen. Het enthousiasme van het begin kan later anders voelen en mogelijk is die ene ontmoeting voor een van de partijen voldoende.

Een week na de eerste ontmoeting bel ik beide partijen, om te vragen hoe het gaat. Indien beide partijen akkoord gaan, zorg ik oor een uitwisseling van gegevens. Na drie maanden check ik nogmaals hoe het gaat en dan sluit ik de zaak. Maar er kan zich natuurlijk altijd een nieuwe een halfzus of –broer aandienen."

Gundlach merkt dat de verwachtingen die er vooraf zijn niet altijd uitkomen, wat tot een teleurstelling kan leiden. "De fantasie over een donor is soms mooier dan de werkelijkheid. Na een ontmoeting hebben de donorkinderen wel een realistisch beeld. Er zijn donoren waar meerdere donorkinderen en ook meerdere ontmoetingen zijn."

Dilemma's

Na de eerste ontmoeting is het vervolg heel wisselend. "Als er een klik is en men houdt contact, moet een relatie worden opgebouwd. Soms verloopt dit heel goed, maar voor anderen is het lastig. Hetzelfde geldt voor de relatie met donor halfbroers en/of –zussen onderling.”

“Dan zijn er nog de families van de donor en het donorkind. Loyaliteit speelt hierbij altijd een belangrijke rol. Er is een genetische verbinding met de donor, maar ook een relatie met de ouders. Bij (heteroseksuele) relaties is er soms ook nog geheimzinnigheid over de donor. Dat zorgt weer voor angst voor openheid naar de omgeving. Die angst kan ik als hulpverlener niet weg nemen. Dat is jammer. Je kunt iemand daar niet op voorbereiden.

Daarnaast kunnen donoren ouder, ziek worden of overlijden. De kans bestaat dat er donorkinderen zijn die hun donor niet kunnen ontmoeten. We willen een interview met deze mensen opnemen, zodat donorkinderen in de toekomst ook hun donor kunnen zien.”

Fouten met grote gevolgen komt Gundlach ook weleens tegen. Zoals broers en zussen waarbij uit het DNA onderzoek blijkt dat zij alleen verwant zijn via de moeder. “Bij hen is er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van verschillende donoren, terwijl destijds de toezegging is gedaan dat het materiaal van één donor gebruikt zou worden."

Voorlichting en kennis

Om de problemen waar Gundlach mee te maken krijgt te voorkomen, is voorlichting aan donoren en wensouders  heel belangrijk. “We moeten de lessen uit de adoptiewereld meenemen. Bereid mensen voor: wat vertel je aan je kinderen en wanneer? Hoe ga je om met de omgeving? Anoniem doneren mag in Nederland niet meer. Sommige mensen kiezen nu voor andere wegen om toch aan een anonieme donor te komen; via het buitenland bijvoorbeeld. Hierdoor weten deze donorkinderen niet van wie zij afstammen. Een zorgelijke ontwikkeling.

Daarnaast is het belangrijk dat Fiom haar ervaring op het gebied van KID/DNA blijft opbouwen. In de VS en Engeland zijn vergelijkbare initiatieven, maar de werkwijze van de Fiom KID-DNA Databank is uniek in de wereld."

Ondanks de moeilijkheden, blijft Gundlach zijn werk enerverend vinden. “Als hulpverlener zie je wat goed, maar ook fout kan gaan. Het is belangrijk om de verwachtingen op elkaar af te stemmen en om te kijken hoe je mensen bij elkaar brengt. Dat is het mooiste dat er is.”