Wensouders die donorconceptie overwegen, komen voor allerlei vragen te staan. Wat maakt familie? En wat maakt van iemand een ouder? Welke betekenissen hebben genetische banden? En wat beteken ik als ouder, wanneer ik niet genetisch verwant ben aan mijn kind? Cultureel gezien wordt genetisch ouderschap als de norm gezien. Het is begrijpelijk dat dit wat onzekerheden kan oproepen, als je geen genetische band met je kind deelt. Wat houdt donorconceptie in en hoe maak je een goede afweging?

Wat houdt donorconceptie in?
Donorconceptie houdt in dat genetisch materiaal van een donor bijdraagt aan het ontstaan van jouw kind. Dit betekent dat je dankzij de donatie van een spermadonor, eiceldonor of embryodonor je kinderwens kunt vervullen. Jouw kind is hierdoor deels of niet aan jou verwant. Wensouders denken in het begin dan ook vaak na over ‘nature vs. nurture’. In welke mate dragen aanleg en opvoeding bij aan de ontwikkeling van een kind?
In het dagelijks leven wordt er vaak gewezen op de gelijkenissen tussen familieleden. “Kijk nou! Dat is net de vader.” Of: “Het is te zien dat jullie zussen zijn.” Zonder dat we er bij stilstaan zoeken we naar overeenkomende eigenschappen. Dit helpt bij het scheppen van een band. Dat is ook terug te zien bij families die gevormd zijn door middel van donorconceptie. Ook al kan de niet-biologische ouder geen genetische kenmerken doorgeven, toch blijft de behoefte aan gelijkenissen en we blijven daar dan ook naar op zoek.
Sociaal en genetisch ouderschap
Bij de overweging wel of geen donorconceptie, uiten wensouders verschillende bedenkingen. Het ontwikkelen van een sociale band lijkt niet zo vanzelfsprekend. Want ga je ‘automatisch’ evenveel van je kind houden als wanneer je wel een genetische band zou hebben? En blijf je dat onverminderd doen wanneer het kind moeilijkheden ervaart? Je bent niet zeker van de band die gevormd gaat worden tussen ouder en kind. Terwijl dat bij genetisch ouderschap een voldongen feit lijkt.
Als het kind gaat begrijpen wat donorconceptie is, brengt dat weer nieuwe onzekerheden met zich mee. Ten eerste is er de angst dat de ouder-kindrelatie verandert, soms zelfs dat het kind liever de donor als ouder beschouwt. En is de band nu nog sterk genoeg om een ruzie te dragen? Toch is het belangrijk om te praten met je kind over donorconceptie. Daarnaast vragen wensouders zich af of het kind gaat luisteren zonder die genetische band. Blijft het kind jou wel echt beschouwen als ouder? “Je hebt niks over mij te vertellen, jij bent mijn échte moeder/vader niet!” is een gevreesde uitspraak.
Een donor draagt bij in het ontstaan van een kind. Maar zonder de intentie van de wensouders is er geen kind. De rol van de donor is belangrijk, maar blijft beperkt tot de donatie. De ouders zijn de initiatiefnemers van het vervullen van een (gezamenlijke) kinderwens en het opvoeden van het kind.
Het afwegingsproces: wel of geen kind via donorconceptie?
Beslissen om via donorconceptie je kinderwens te vervullen, kan veel tijd vergen. Ten eerste omdat het goed mogelijk is dat je door een rouwproces gaat. Je moet verwerken dat je geen biologisch kind kunt krijgen, al dan niet samen met je partner. Of wanneer je alleen bent, dat je een beroep moet doen op donatie.
Vraag jezelf af wat belangrijk is in je kinderwens:
- Is dat de genetische bijdrage van twee partners of ligt de nadruk op het (gezamenlijk) opvoeden van een kind?
- Is het proces van de zwangerschap en de geboorte van het kind essentieel voor je?
Zo zijn er een meerdere afwegingen met verschillende opties. Donorconceptie, adoptie of toch kinderloos blijven, drie mogelijkheden met voor iedereen een ander sentiment en betekenis.
Het lezen en horen van andermans ervaringen kan helpen om je gedachten over donorconceptie te vormen. Ook de counselor in de fertiliteitskliniek kan helpen bij het overwegen van verschillende alternatieven. Samen kunnen jullie onderzoeken wat de psycho-sociale gevolgen zijn donorconceptie.