Ervaringsverhaal: Omgaan met je voorgeschiedenis
E. is een vrouw van 56 die 50 jaar geleden samen met haar zus uit Zuid-Korea werd geadopteerd. Omdat ze als 6-jarige zelf herinneringen had aan haar familie in Zuid-Korea was het praten over hun afkomst en voorgeschiedenis onvermijdelijk en ook vanzelfsprekend in het adoptiegezin. Hun adoptieouders bewaarden voor hen belangrijke bezittingen, zoals een medaillon en spiksplinternieuwe kleertjes die hun moeder in Korea aan hen meegaf toen ze hen afstond. Haar oorspronkelijke Koreaanse naam bleef haar tweede naam. Terugkijkend vindt E. dat ze een fijne jeugd in Nederland heeft gehad. Ze groeide op in een compleet witte omgeving, maar zag zichzelf niet heel ‘anders’ dan de rest. Er werd in het adoptiegezin liefdevol over hun biologische moeder gesproken, het besluit om haar kinderen af te staan werd ‘een ultieme daad van liefde’ genoemd. Dat gaf E. een prettig gevoel, want er werd dus door meerdere ouders van haar gehouden. Achteraf beseft ze dat die bewoording hen verder ook geen ruimte liet voor andere gevoelens over het afgestaan en geadopteerd zijn. Ze herinnert zich een gesprek aan tafel over waarom hun moeder in Korea hen had moeten afstaan, waarbij duidelijk werd dat ze alleenstaand was en geen geld had. E. vroeg toen of haar adoptieouders hun moeder dan geen geld hadden kunnen sturen… Toen viel het stil. Die vraag leek te lastig en het gespreksonderwerp aan tafel werd veranderd.
E. is altijd blijven voelen dat de onderliggende thema’s dus te moeilijk waren en vroeg er verder niet meer naar. Wat ze nu wel jammer vindt is dat er weinig besef van en aandacht voor de meer complexe vragen en gevoelens was. E. denkt dat opvoeders hierin een belangrijke rol kunnen hebben, als ze door durven vragen en woorden geven aan onderliggende gevoelens. Kinderen zijn zich hier vaak zelf niet van bewust, durven het niet te zeggen of hebben er letterlijk zelf nog geen woorden voor. Dus, zegt E: “niet wachten tot een kind zelf met vragen komt, maar zelf visjes uitgooien. Pijnlijke dingen niet vermijden of verkleinen, maar benoemen. Gewoon zoals ze zijn, het hoort er allemaal bij. Pak er een boekje bij, of een ander middel om ermee bezig te zijn, wees eerlijk over wat je zelf lastig vindt of waar je over na moet denken en kom erop terug”.
Haar adoptieouders hebben altijd meegeleefd met de zoektocht naar hun Koreaanse moeder, haar adoptiemoeder had de reis en de ontmoeting graag samen met E. willen doen, maar dat voelde voor E. als iets dat ze zelf moest doen. In de loop van het leven ging haar zoektocht naar zichzelf verder, ze reisde naar en woonde in verschillende landen in Europa en Afrika. Daarmee ging ze zich eindelijk ook verbonden voelen met haar Afro-Amerikaanse roots, een deel van haar identiteit dat eigenlijk nooit echt aandacht kreeg, maar o.a. wel mede haar uiterlijk bepaalt. Achteraf eigenlijk gek dat het daar nooit over ging, bedenkt E. zich. Ons verhaal was ‘enkelvoudig’, we kwamen uit Korea en groeiden hierop, daar deden we het mee. De gelaagdheid die het hele verhaal recht doet heb ik later zelf ontdekt en dat is nu voor mij in balans, maar het was een heel proces.
De lotus begint in een donkere bodem, schijnbaar onzichtbaar. Zodra het wateroppervlak wordt bereikt ontstaat er een werkelijk prachtige bloem. Maar die wonderschone bloem zou niet kunnen ontstaan zonder de stevige modderige bodem waar het zaadje begint. Zo is persoonlijke verlichting ook niet mogelijk zonder een goede basis en stevig geaard (geworteld) zijn op aarde. De duisternis van de bodem staat in dit verhaal ook voor het verleden. Het laat zien dat het verleden er altijd zal zijn, maar dat we boven ons verleden uit kunnen rijzen. Ons verleden vormt ons, maar bepaalt niet wie we zijn, we kunnen boven onszelf uitstijgen. We hebben de modder nodig om te groeien, maar met de juiste voedingsbodem kunnen we ontsnappen aan het duister en onze schoonheid laten zien.